Een student geneeskunde wordt door het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit op grond van het Iudicium Abeundi van de opleiding geneeskunde verwijderd. De daaraan ten grondslag liggende gedragingen vormen voor de universiteit aanleiding de student ook definitief de toegang tot alle gebouwen en terreinen van de onderwijsinstelling te ontzeggen. Deze bevoegdheid volgt uit artikel 7.57 lid 2 WHW.

Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) oordeelt dat deze beslissing niet in stand kan blijven. De gedragingen en uitlatingen die de universiteit aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, hebben niet plaatsgevonden binnen de gebouwen en terreinen van de instelling zelf. Artikel 7.57 WHW gaat uit van een plaatsgebonden criterium, zodat het CvB de bevoegdheid niet toekomt deze bepaling in te zetten. De stelling van de universiteit dat artikel 7.57 tweede lid WHW ook de academische gemeenschap in brede zin omvat, wordt niet gevolgd.

Uitspraak 26 juni 2020, CBHO 2019/171