Onderwijsrecht: actuele onderwerpen

primair onderwijs / voortgezet onderwijs / middelbaar beroepsonderwijs / hoger onderwijs

advocaat onderwijsrecht

Nieuwsberichten

Overgang College van Beroep voor het Hoger Onderwijs naar de Raad van State

Sinds 1 januari 2023 kunnen studenten op het HBO en de universiteit niet langer terecht bij het CBHO. De zaken worden nu behandeld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Meer informatie kunt u terugvinden op de website van de Raad van State.

Nieuw kantoor Park20 Advocaten

Per 1 juli 2021 maakt Robin Verspaandonk samen met Annie Wigger deel uit van het nieuwe kantoor Park20 Advocaten. De specialisatie van Annie richt zich op het PO/VO en passend onderwijs. Zij sluit zich als schrijfster aan bij onderwijsrecht.nl.

Op korte termijn zullen er op deze website nieuwe updates gerelateerd aan het onderwijsrecht geplaatst worden.

Avans Hogeschool sluit categorie studenten uit van Profileringsfonds

Studenten die tijdens hun studie vertraging oplopen door bijzondere (persoonlijke) omstandigheden, kunnen financiële ondersteuning ontvangen uit het Profileringsfonds. In artikel 7.51c WHW is opgenomen:

Een student komt voor de financiële ondersteuning, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51b, uitsluitend in aanmerking, indien:

  • a.de student voor de desbetreffende opleiding wettelijk collegegeld is verschuldigd; en
  • b.de student voor die opleiding aanspraak heeft of aanspraak heeft gehad op de prestatiebeurs hoger onderwijs als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Onderwijsinstellingen dienen zelf een regeling op te stellen ter zake van de aanspraak op een ondersteuning uit het Profileringsfonds. Hogeschool Avans heeft in haar regeling opgenomen:

"De aanvraag wordt ingediend tijdens de prestatiebeursperiode, bij voorkeur 2 tot 6 maanden
voordat de prestatiebeursperiode eindigt, zodat de uitkering hierop kan aansluiten.
Wanneer de aanvraag wordt ingediend na afloop van de prestatiebeursperiode, wordt
deze niet ontvankelijk verklaard. Let op: uitkering met terugwerkende kracht vindt niet plaats."

Een studente die geen prestatiebeurs meer ontvangt, dient een verzoek in bij de hogeschool. Dat verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard op grond van de regeling. Zij tekent zonder succes bezwaar aan. Vervolgens gaat zij in beroep bij het CBHO.

In beroep wordt aangevoerd dat de regeling in strijd is met de wet en aldus onverbindend, nu daarmee een categorie studenten wordt uitgesloten. Studenten die niet langer prestatiebeurs genieten, kunnen immers geen verzoek meer indienen. Het CBHO oordeelt:

2.4. In de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 7.51 c, van de WHW (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 840,
nr. 3, p. 6-7) is vermeld dat met dit artikel de kring van belanghebbende studenten is afgebakend. Om in
aanmerking te komen voor een tegemoetkoming uit het profileringsfonds moet de student aanspraak hebben of
hebben gehad op de prestatiebeurs. De totstandkomingsgeschiedenis vermeldt verder dat deze eis voortvloeit uit
de gedachte dat de financiële tegemoetkoming verband houdt met de omstandigheid dat de student ten gevolge
van de in de artikelen 7.51, 7.51 a en 7.51 b beschreven omstandigheden (bijzondere omstandigheden, langere
studieduur en verlies van accreditatie) benadeeld is voor wat betreft zijn aanspraak op prestatiebeurs. Het College
leidt uit het voorgaande af dat de wetgever met artikel 7.51 c, van de WHW er voor heeft gekozen om bij wet vast
te stellen welke categorie studenten in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het profileringsfonds.
Naar het oordeel van het College is artikel 12, derde lid, van de Regeling Profileringsfonds in strijd met de
strekking van dit artikel, omdat een categorie van studenten bij voorbaat wordt uitgesloten zonder dat een
inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden.

Het beroep wordt gegrond verklaard. De studente dient alsnog in haar aanvraag te worden ontvangen. Vraag is hoeveel studenten eerder gedupeerd zijn door de wijze waarop Avans Hogeschool met het Profileringsfonds is omgegaan.

CBHO 30 maart 2021, zaaknummer 2021/006.5

CBHO oordeelt over beroepstermijn bij publicatie van cijfers

Een student heeft een geschil met de Erasmus Universiteit over zijn afstudeeropdracht. Zijn opdracht wordt lager becijferd dan verwacht en het beoordelingstraject kent een aantal onvolkomenheden. De student beklaagt zich hierover. Hij hoopt de kwestie met de examencommissie op te kunnen lossen, doch als dat niet lukt besluit hij beroep aan te tekenen.

Het CBE komt tot het oordeel dat de student niet in het beroep kan worden ontvangen omdat hij niet tijdig beroep zou hebben aangetekend. De student besluit de ontvankelijkheid ter discussie te stellen in een beroepsprocedure bij het CBHO. Het CBHO oordeelt als volgt:

2.4.3. Blijkens artikel 5.5, vierde lid, van het Studiereglement moet een cijfer middels een schriftelijke verklaring bekend worden gemaakt, waarin wordt gewezen op het inzagerecht en de administratieve beroepsmogelijkheid bij het CBE. Het cijfer voor de bachelorscriptie van appellant is niet op de voorgeschreven wijze - dat wil zeggen conform deze bepaling - bekend gemaakt, nu appellant niet via bedoelde schriftelijke verklaring op de hoogte is gesteld van het cijfer. De publicatie van het cijfer op 17 juli 2020 op de lijst “Resultaten bachelor” in OSIRIS kan niet als een dergelijke schriftelijke verklaring worden beschouwd. Bij de resultaten op OSIRIS is geen melding gemaakt van het inzagerecht en de administratieve beroepsmogelijkheid. Daar komt bij dat onderaan de lijst staat vermeld dat aan de gegevens op de lijst geen rechten kunnen worden ontleend. 

Het beroep wordt gegrond verklaard, met als gevolg dat het beroep van de student alsnog inhoudelijk moet worden beoordeeld.

CBHO 15 maart 2021, zaaknummer 2020/191/CBE

Remediëringstraject Universiteit Maastricht houdt stand

Een student geneeskunde aan de Universiteit Maastricht wordt door de opleiding op een zijspoor gezet omdat voor een aantal coschappen geen voldoende wordt behaald. De universiteit biedt de student een remediëringstraject aan. Als dat traject met succes wordt doorlopen, mag hij zijn opleiding voortzetten.

Het remediëringstraject wordt niet voldoende beoordeeld, zodat de student zijn opleiding niet kan voortzetten. De student vecht de beoordeling aan, doch komt in beroep bij het College van Beroep voor de Examens niet verder. In beroep bij het CBHO wordt een verderstrekkend standpunt ingenomen, namelijk dat het remediëringstraject geen wettelijke grondslag (in de WHW) kent. Doel is vastgesteld te krijgen dat de student ten onrechte op een zijspoor is gezet, zodat hij zijn opleiding kan voortzetten zonder het remediëringstraject als vereiste tegengeworpen te krijgen.

Het CBHO gaat hier niet in mee en verklaart het beroep ongegrond. Dit oordeel brengt met zich dat het remediëringstraject, zoals dat door de universiteit is ingericht, in stand kan blijven.

CBHO 25 februari 2021, zaaknummer 2020/157/CBE

CBHO oordeelt over fraudezaken

Sinds coronatijd worden veel tentamens digitaal afgenomen via programma's als ProctorExam en Proctorio. Ook worden tentamens achteraf gecontroleerd met plagiaatscanners als Urkund. In sommige gevallen leidt dat tot discussies over samenwerken.

Inmiddels heeft het CBHO geoordeeld over een aantal kwesties. In die kwesties heeft de omvang van de fraude ter discussie gestaan, alsmede de zwaarte van de opgelegde sancties.

Uit jurisprudentie volgt, ook in het geval slechts in één vraag van een geheel tentamen een gelijkenis wordt aangetroffen met het werk van een medestudent, onder gegeven omstandigheden fraude kan worden aangenomen (zie bijvoorbeeld CBHO 2020/094 CBE en 2020/101 CBE).

Studenten waarvan wordt aangenomen dat het werk vrijwel geheel samen is gemaakt, kunnen direct met een zware sanctie als een half jaar uitsluiting van het onderwijs worden bestraft. Meegewogen kan worden dat bijvoorbeeld voorafgaand aan het tentamen een authenticiteitsverklaring is ondertekend (CBHO 2020/147/CBE en 2020/151/CBE).

Of fraude voldoende aannemelijk kan worden geacht, blijft casuïstisch. Door sommige onderwijsinstellingen wordt een onvolledige deskscan als fraude gezien. Dat is echter niet per definitie het geval. Daarnaast wordt vaak fraude aangenomen, terwijl sprake is van een onregelmatigheid. Daar zit een verschil in.

Wordt u aangesproken op fraude? Neem gerust contact op om te bezien of wij hierin iets voor u kunnen betekenen.

Overzicht

Volgen

Contactformulier

Contactgegevens

  • Parkstraat 20, 2514 JK Den Haag
  • tel: 070-3235825
  • fax: 070-3233629
  • e-mail: info@onderwijsrecht.nl

Copyright 2018 Verspaandonk Advocatuur