Onderwijsrecht: actuele onderwerpen

primair onderwijs / voortgezet onderwijs / middelbaar beroepsonderwijs / hoger onderwijs

advocaat onderwijsrecht

Nieuwsberichten

CBHO verklaart beroep tegen negatief bindend studieadvies gegrond

Een studente aan de Universiteit van Amsterdam tekent beroep aan tegen een negatief bindend studieadvies (nbsa). Zij voert aan dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden (familieomstandigheden) niet aan de studievoortgangsnorm heeft kunnen voldoen.

De examencommissie werpt de studente tegen dat zij haar omstandigheden pas aan het eind van het studiejaar heeft gemeld, zodat het causaal verband tussen die omstandigheden en het studieverloop niet meer vast te stellen is. De studente kan zich hiermee niet verenigen. Zij meent dat de studieadviseur in de kwestie had moeten worden betrokken.

Het College van Beroep voor de Examens verklaart het beroep ongegrond. In beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs wordt de studente alsnog in het gelijk gesteld. Zij mag haar studie voortzetten. Met de uitspraak wordt nogmaals bevestigd dat de onderwijsinstelling niet lichtvaardig aan persoonlijke omstandigheden voorbij kan gaan. Ook als een student langer dan één jaar ingeschreven staat, hoeft dit niet het einde van de studie te betekenen.

Uitspraak 10 augustus 2020, CBHO 2019/210

CBHO schept duidelijkheid over toepassing artikel 7:28 Awb

Een student aan de Universiteit van Tilburg gaat in beroep tegen een negatief bindend studieadvies (nbsa). Naar aanleiding van zijn beroep, wordt besloten de student een kans te geven en het nbsa in te trekken.

De student meent dat op terechte gronden beroep is aangetekend en wenst een tegemoetkoming in de proceskosten. Hij trekt het beroep in en verzoekt het College van Beroep voor de Examens (CBE) de examencommissie op grond van artikel 7:28 Awb in de kosten van de procedure te veroordelen.

Het CBE volgt de procedure niet correct. De student besluit daarom in beroep te komen bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Het CBHO acht het beroep ongegrond, doch bevestigt met zijn uitspraak dat een student bij intrekking van het beroep bij het CBE op grond van artikel 7:28 Awb kan verzoeken om toekenning van een proceskostenveroordeling. Daarmee schept het CBHO duidelijkheid over de toepassing van voornoemd artikel en hoe om te gaan met dergelijke verzoeken.

Uitspraak 24 juli 2020, CBHO 2020/045

CBHO acht sanctie HvA in verband met plagiaat te zwaar

Een student aan de Hogeschool van Amsterdam wordt door de examencommissie aangesproken op plagiaat. Omdat in een eerder studiejaar sprake is geweest van een onregelmatigheid, wordt besloten tot een zware sanctie. De student wordt gedurende een periode uitgesloten van het onderwijs. De sanctie ziet op meerdere vakken.

De student beroept zich op het feit dat geen sprake is geweest van opzet en dat het gaat om plagiaat van zeer beperkte omvang. In een opdracht van meer dan 100 pagina's, is bij één tekening (die in optiek van de student bovendien buiten de opdracht valt) een onvolledige bronvermelding opgenomen.

Door de examencommissie is meegewogen dat de student onjuist dan wel tegenstrijdig zou hebben verklaard. Daarmee kan de student zich niet verenigen. De student acht de sanctie disproportioneel en weerspreekt hetgeen door de docent is betoogd.

Het CBHO volgt de student, en komt tot het oordeel dat de proportionaliteit van de sancties ondeugdelijk is gemotiveerd. Ondanks de beperkte omvang, wordt plagiaat aangenomen. De sanctie wordt teruggebracht tot uitsluiting van het tentamen van het vak waarin het plagiaat is geconstateerd.

Uitspraak 15 juli 2020, CBHO 2020/063

CBHO schept duidelijkheid over invulling Iudicium Abeundi

Een student geneeskunde aan de Erasmus Universiteit maakt zich over de jaren schuldig aan meerdere gedragingen. Na beëindiging van de relatie tussen de student en een leerling-verpleegkundige heeft de student gedreigd om opwindende selfies van haar op te hangen in het Elisabeth Tweesteden Ziekenhuis, het ziekenhuis waar zij als leerling-verpleegkundige zou gaan werken. Deze laatste gedraging doet de universiteit besluiten de inschrijving van de student op grond van artikel 7.42a van de WHW (het zogenoemde Iudicium Abeundi) te beëindigen. Het hanteren van deze bevoegdheid brengt met zich dat de student de opleiding niet kan afronden, ook niet aan een andere universiteit.

Naast een betwisting van de verweten gedragingen en de ernst daarvan, stelt de student zich op het standpunt dat de gedragingen in tuchtrechtelijk opzicht niet zouden leiden tot een ontzegging van de bevoegdheid het beroep van arts uit te oefenen en de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register.

In zijn uitspraak licht het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs toe hoe het beoordelingskader dient te worden ingevuld. Het CBHO overweegt:

'Zoals uit overweging 2.5.2 volgt, is hierbij niet doorslaggevend dat de gedragingen van appellant in tuchtrechtelijk opzicht zouden leiden tot een
ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen en de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. De ter zitting van het College aangehaalde tuchtrechtelijke uitspraken, die volgens appellant gaan
over ernstigere gedragingen en niet hebben geleid tot de zwaarste tuchtrechtelijke sanctie, leiden daarom niet tot het beoogde doel.'

Uit de uitspraak volgt dat niet lichtvaardig mag worden besloten de student op grond van het Iudicium Abeundi uit te schrijven, doch dat niet per definitie sprake hoeft te zijn van gedragingen die, bij de uitoefening van het beroep van arts, tot ontzetting uit het beroep zouden leiden. In de onderhavige kwestie was van belang dat de student eerder soortgelijk gedrag had vertoond, doch volgens de universiteit niet corrigeerbaar bleek te zijn. De universiteit heeft daarom in redelijkheid van de bevoegdheid neergelegd in artikel 7.42a WHW gebruik mogen maken.

Uitspraak 26 juni 2020, CBHO 2019/156

EUR mag student niet definitief de toegang ontzeggen

Een student geneeskunde wordt door het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit op grond van het Iudicium Abeundi van de opleiding geneeskunde verwijderd. De daaraan ten grondslag liggende gedragingen vormen voor de universiteit aanleiding de student ook definitief de toegang tot alle gebouwen en terreinen van de onderwijsinstelling te ontzeggen. Deze bevoegdheid volgt uit artikel 7.57 lid 2 WHW.

Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) oordeelt dat deze beslissing niet in stand kan blijven. De gedragingen en uitlatingen die de universiteit aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, hebben niet plaatsgevonden binnen de gebouwen en terreinen van de instelling zelf. Artikel 7.57 WHW gaat uit van een plaatsgebonden criterium, zodat het CvB de bevoegdheid niet toekomt deze bepaling in te zetten. De stelling van de universiteit dat artikel 7.57 tweede lid WHW ook de academische gemeenschap in brede zin omvat, wordt niet gevolgd.

Uitspraak 26 juni 2020, CBHO 2019/171

Versoepeling coronamaatregelen

Nu de coronamaatregelen wat zijn versoepeld, vinden er weer fysieke afspraken op kantoor plaats. Wij hebben hiervoor een speciale spreekruimte ingericht. Wilt u liever contact via een digitale webomgeving, dan is ook dat mogelijk. Neem hierover gerust contact met ons op.

Overzicht

Volgen

Contactformulier

Contactgegevens

  • Parkstraat 20, 2514 JK Den Haag
  • tel: 070-3235825
  • fax: 070-3233629
  • e-mail: info@onderwijsrecht.nl

Copyright 2018 Verspaandonk Advocatuur