Een studente neemt deel aan de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. In die opleiding wordt één vak in de Engelse taal aangeboden, te weten het vak Public International Law (PIL). De studente stelt zich op het standpunt dat dit in strijd is met het bepaalde in artikel 7.2 WHW en dat de noodzaak voor het aanbieden van dit vak in het Engels ontbreekt. Zij verzoekt de examencommissie om een alternatief voor het tentamen. Zij wenst het tentamen in het Nederlands af te leggen. Dit verzoek wordt afgewezen.

In administratief beroep oordeelt het CBE dat de studente de rechtmatigheid van de aan een besluit van de Examencommissie ten grondslag gelegde regelgeving ter discussie heeft gesteld en dat het niet bevoegd is daarover een bindend oordeel uit te spreken. De studente kan zich hiermee niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat de bevoegdheid van het CBE niet in het gedrang komt. Zij gaat daarom in beroep bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).

Het CBHO volgt de studente in haar motivering en oordeelt dat het CBE zich alsnog moet buigen over de vraag of er sprake is van strijdigheid met de wet. Wordt vervolgd.